Kriegsgefangenenpost


Kriegsgefangene

De tweede luitenant Hendrikus de Pater, op groot verlof, ging in Amsterdam werken, op kantoor bij het Rijksbureau voor Textiel, de Sectie Confectie aan de Heerengracht. De misleidende ‘bijeenkomst ter controle van de voormalige Nederlandsche Weermacht’ van 15 mei 1942, waarbij alle aanwezigen in krijgsgevangenschap waren weggevoerd, ging aan hem voorbij. Eind februari 1943 viel de gevreesde boodschap toch nog in de bus; een officieel schrijven van Der Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden, gedateerd 20 februari, met de oproep om op 1 maart 1943 in een kazerne in Utrecht

in Uniform zu erscheinen, um in ein deutsches Kriegsgefangenenlager überführt zu werden. Sie werden dort wie Ihre bereits früher abgeführten Kameraden als Kriegsgefangene behandelt.
Ook werd nog medegedeeld de het verboten was vrienden of bekenden mee te nemen; de dramatische taferelen van mei ’42 moesten worden voorkomen.

Kriegsgefangene

Voor Henk de Pater en zijn verloofde Coby Oostenrijk was dat aanleiding om onmiddellijk hun – uiterst sobere – bruiloft te regelen; ze waren al in ondertrouw. Ze trouwden op 25 februari; vier dagen voor zijn vertrek met onbekende bestemming. Haar moeder – ver weg – en de dominee wisten van niets.

De krijgsgevangenen van maart 1943 waren, zegt De Jong (8-I, pag.136), reserve-officieren die zich vóór de meidagen van 1940 voor de beroepsdienst hadden opgegeven.

Ze werden in veewagons naar Stanislau afgevoerd, de reis duurde zeven dagen. Aan een klein aantal was het gelukt op het eerste traject (Utrecht-Amersfoort) uit de trein te springen – nadien hadden de Duitsers hun bewaking verscherpt.

Grof geschut

Kennelijk had de oproep waaraan Henk de Pater gehoor had gegeven, landelijk niet al te veel succes. De Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden, General der Flieger Friedrich Christiansen, besloot twee maanden later grof geschut te gebruiken. Op 27 april 1943 maakte hij bekend:
”Na de capitulatie van het Nederlandsche leger in Mei 1940 heeft de Führer en opperbevelhebber van de Duitsche Weermacht bevel gegeven tot onmiddellijke invrijheidstelling van de Nederlandsche soldaten uit de krijgsgevangenschap. Deze maatregel werd vanzelfsprekend genomen op voorwaarde, dat de Nederlandsche officieren en manschappen deze grootmoedige handelwijze met een dienovereenkomstige houding ten aanzien van de Duitsche bezettende macht zouden beantwoorden. Een groot gedeelte van hen heeft aan deze verwachting voldaan; in vele gevallen is echter onder invloed van onverantwoordelijke ophitsers een tegenovergestelde ontwikkeling gevolgd.
Reeds in Mei 1942 moesten derhalve de voormalige beroepsofficieren opnieuw in krijgsgevangenschap worden weggevoerd. De Duitsche weermacht heeft sindsdien bijna een vol jaar laten verstrijken in de verwachting, dat deze duidelijke waarschuwing zou worden verstaan. In feite hebben echter afzonderlijke leden van het voormalige Nederlandsche leger door hun vijandig gedrag telkens opnieuw het vertrouwen, dat bij hun vrijlating in hen werd gesteld, geschonden. Dit misbruik van een volkomen vrijwillig teruggeschonken vrijheid wordt thans niet langer meer geduld.
De Wehrmachtbefehlshaber in den Niederlanden beveelt derhalve, dat de leden van het voormalige Nederlandsche leger terstond opnieuw in krijgsgevangenschap worden weggevoerd. Hij zal de betrokken personen in de dagbladpers tot persoonlijke aanmelding oproepen. Wie aan den oproep van den Wehrmachtbefehlshaber geen gevolg geeft of tracht, zich op andere wijze aan de krijgsgevangenschap te onttrekken, moet op de strengste maatregelen rekenen. Dit geldt eveneens voor personen, die de betrokkenen bij dergelijke pogingen ondersteunen. Allen, die thans in krijgsgevangenschap moeten terugkeeren, hebben dit uitsluitend aan de ophitsers te danken, die door hun misdadig gedrag dezen maatregel noodzakelijk maakten.
Korte tijd later dreigde hij weigeraars met ‘de zwaarste straffen’:
In mijn bekendmaking van 29 April 1943 heb ik bevel gegeven, dat de leden der vroegere Nederlandsche weermacht in krijgsgevangenschap teruggebracht moeten worden. Naar ik verneem is de opvatting verspreid, dat de door mij ter aanmelding opgeroepen personen bij niet-aanmelding in het ergste geval een kleine disciplinaire straf te verwachten hebben. Dit is een ernstige vergissing. Ik wijs met nadruk op het volgende: Wie zich niet aanmeldt, overtreedt mijn bevel van 29 April 1943 en heeft zich voor den krijgsraad te verantwoorden wegens militaire ongehoorzaamheid, waarop volgens het Duitsche militaire strafwetboek de zwaarste straffen staan.

Der Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden,
FR. CHRISTIANSEN
General der Flieger.

'De officieren en onderofficieren dienen vooral het voorbeeld te geven’, stelde de ondergrondse krant TROUW vast in een manifest op 30 april 1943. (Deel 1, Deel 2) ‘Zij moeten als één man weigeren’. Maar Henk de Pater zat toen al in Stanislau. >

Dwangarbeid

Volgens Mars et Historia (PDF), het tijdschrift van de Nederlandse Vereniging ter beoefening van de Militaire Historie (oktober/december 2000), was de werkelijke reden dat de Duitsers de militairen in wilden zetten voor dwangarbeid. Dat werd niet tegengesproken door Kees van Geelkerken. één van de oprichters van de NSB, die in een toespraak in juni 1943 zei dat de wegvoering van krijgsgevangenen ‘slechts in het belang zal blijken te zijn van de krijgsgevangenen en hun gezinnen’ en erop zinspeelde dat
’wanneer een arbeidsplaats in Duitschland leegkomt, omdat de Duitsche soldaat onder de wapens geroepen is, dan moet een Germaansche broeder zijn plaats innemen. Want het gaat om de nieuwe vormgeving van Europa’
Van de 300.000 gedemobiliseerden werden er volgens Mars et Historia echter slechts tussen de 8.500 en 9.000 afgevoerd. ‘De precieze omvang van deze groep is moeilijk vast te stellen omdat deze voortdurend fluctueerde door het oppakken van ondergedoken militairen in Nederland en het naar huis sturen van zieke krijgsgevangenen’.

Dat er nu relatief zo weinig krijgsgevangen werden afgevoerd werd veroorzaakt doordat het bezit van een Blaue Ausweis daarvoor voldoende was. Deze Ausweise verstrekten de Duitsers aan mensen die werk verrichtten dat belangrijk werd geacht voor de Duitse oorlogsindustrie.

Ze waren niet moeilijk verkrijgbaar, omdat de bezetter ook de Nederlandse economie draaiende wenste te houden.

Volgens artikel 49 van het Verdrag van Genève betreffende de behandeling krijgsgevangenen hoefden de officieren niet te werken:

(…) Indien officieren of met hen gelijkgestelden om passende arbeid vragen, zal hun die, voor zover mogelijk, worden verschaft. In geen geval mogen zij tot het verrichten van arbeid worden verplicht.
weiger1 weiger2

De zak met vlooien

Razzia's waren ons nog vreemd. De „joden-ster" was ingevoerd; de studenten hadden gestaakt als protest tegen de uitsluiting der joodse studenten en de ondergrondse organisaties begonnen te groeien, waarbij door vaak onvermijdelijk dilettantisme reeds enkele rake klappen waren gevallen en de eerste doodvonnissen waren voltrokken. Maar massale arrestaties hadden wij nog niet meegemaakt. Dit is dan ook wel de voornaamste reden waarom wij er met ca. 2000 man zo grandioos intoerden.
Zo beschrijft G. van Amstel de overval in ‘De zak met vlooien’. In het boek worden ontsnappingen beschreven van van Nederlandse officieren uit krijgsgevangenschap uit de kampen Oflag 67 en Stalag 371.

vlooien Hoewel ik de situatie eigenlijk niet vertrouwde, vooral omdat we ons ditmaal in een aantal grote kazernes moesten melden, vertrouwde ik mijzelf wellicht te veel en dacht: "Ach laat ik maar eens gaan kijken, als het niet pluis is, merk ik het gauw genoeg en is er nog tijd genoeg om geruisloos te verdwijnen." Bovendien kon ik toen nauwelijks geloven, dat de mof op zo'n onelegante wijze zijn slag zou staan. Ik verwachtte, dat men ons na de melding rustig zou laten vertrekken, om ons aan de hand van de recente gegevens enige nachten later in alle stilte van ons bed te lichten.

Stom... ja, nu achteraf, nu we de Duitsers kennen, kan ik me de haren nog wel uit mijn hoofd trekken, maar toen... Hoe dan ook, we gingen. Toen we eenmaal het eerste hek van de Chassee-kazerne in Breda gepasseerd waren en overal de moffen keurig op een rij stonden om ons de weg te wijzen, werkte m'n zevende zintuig... en keerde ik op mijn schreden terug. Helaas 'te laat! „Es gibt hier kein Zuruck!" Ik mocht er niet meer uit!

En zo werden we de grote exercitiehal binnengeloodst. Met zo'n 800 man van jong tot oud stonden we daar, wachtten een uur, twee uur, drie uur... en mochten ook hier de deur niet meer uit. Eindelijk nestelde zich achter eon rij tafels een aantal Duitsers. Een bruine rakker van de S.A. klom op een tafel en zette een enorme muil op om ons te vertellen, dat we snel in rijen achter deze tafels moesten gaan staan om onze papieren te tonen - „Zur Meldung!" Kerel wat kon die aap schreeuwen: "Als het niet vlugger ging moesten we voor straf de hele nacht daar blijven en mochten pas de volgende dag naar huis!" Zo hebben ze tot het laatst de komedie volgehouden. Op hetzelfde moment zagen we door de ramen, dat een stel piepjonge Fall­schirmjager met mitrailleurs het gebouw omsingelde. We waren mieters de sigaar!

Inmiddels was er nog een andere grappenmaker op een tafel geklommen, die ons in een hartroerende speech vertelde, dat we toch zulke akelige kerels waren; dat bij de laatste strafprocessen gebleken was, dat de Nederlandse officieren hun erewoord gebroken hadden en dat daarom de 'Grossmütigkeit' van de Führer nu ten einde was (!).... en dat wij daarom in krijgsgevangenschap gevoerd zouden werden.

Nou daar stonden we dan. Hier en daar gingen er een paar van hun stokje en verder wachtten we vol spanning op de dingen die komen zouden. Allereerst werden er enige groepen van 50 collega's opgeroepen, die door een zijdeur werden afgevoerd. We ontdekten al spoedig de nodige ,bekenden" hieronder, lieden met N.S.B.-speldjes, nieuw-benoemde burgemeesters e.d. en het was dus wel duidelijk wat dit voor klanten waren. Maar er waren wel grote verrassingen bij. Collega's van wie we nooit verwacht hadden dat zij aan de verraderskant terecht zouden komen. Enfin, later zouden we op dit gebied nog wel kwalijker dingen meemaken.

Veewagens

Bijna 2000 officieren - beroepsofficieren, adelborsten en cadetten - werden naar het het offizierslager Neurenberg-Langwasser gebracht; een groot barakkenkamp waa leden van de nazipartij voor de oorlog werden ondergebracht tijdens de roemruchte Reichsparteitage van de NSDAP. De kersverse krijgsgevangenen, die dachten dat ze 's avonds weer thuis zouden zijn, hadden geen bagage bij zich. Ze kregen er weinig te eten; ook nog van slechte kwaliteit.

Begin augustus '42 werden de officieren weer overgeplaatst. Ze vertrokken in twee treinen, hoofdzakelijk bestaande uit goederen- en veewagons; alleen de hoge officieren reisden in personenwagens. De reis duurde een week. Het was geen pretje:

'Als je zo één week moet zitten en hangen met je magere botten, op houten planken, houd je tenslotte geen enkele niet-doorgezeten plek meer over, terwijl enkels en benen onrustbarend beginnen te zwellen. Waar verder alle dagelijkse behoeften 'binnenskamers' in een conservenblikje gemikt moesten worden, dat vervolgens van hand tot hand werd doorgegeven om tenslotte door het ventilatieluik geleegd te worden, en de zon overdag ombarmhartig op de wagons stond te branden, zodat we tenslotte alleen gekleed in een onderbroekje of iets dergelijks zaten te zweten, kan men begrijpen wat voor atmosfeer in deze wagons hing.' (Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 8, eerste helft, pag. 133)
Reisdoel bleek Stanislau te zijn, in Polen, diep in het Generalgouvernement.

Inhoud | Verder met: Naar Stanislau


Make a Free Website with Yola.