Kriegsgefangenenpost


Groot verlof op Eerewoord

Waarschijnlijk heeft tweede luitenant Henk de Pater in de ochtend van dinsdag 14 mei 1940 in Nieuwersluis het onthutsende bericht meegekregen dat koningin Wilhelmina het land verlaten had. Ook zal hij de proclamatie van generaal Winkelman van 10 uur vernomen hebben: de militaire situatie is ‘ernstig’, maar anderzijds overheerst vastberaden het devies: ‘Doorvechten’. Voorlopig lag het 7e Regiment Infanterie achter de gevechtszone.

Maar toen volgde een dramatische wending. In Rotterdam werd een Duits ultimatum overhandigd waarin de vernietiging van de stad werd gedreigd, tenzij Rotterdam zich zou overgeven. Enkele uren later begon ‘het bombardement’. Er vielen 800 doden.Twee uur later capituleerde het Rotterdamse garnizoen. Tegen de achtergrond van een Duitse dreiging om ook andere steden (Utrecht) te gaan bombarderen besloot opperbevelhebber Winkelman aan het eind van de middag tot een algehele capitulatie.

De radiotoespraak van Winkelman werd door veel Nederlanders met ongeloof aangehoord, schrijft Jan Borgman in zijn Aantekeningen bij de Tweede Wereldoorlog.

Het moest welhaast bedrog zijn wat deze onbekende stem beweerde. Winkelman had eerder bezworen dat er nooit zou worden gecapituleerd. 'We zijn verraden', schreeuwden rondfietsende soldaten in Den Haag, 'wij vechten door'. In de loop van de avond drong het besef echter door: 'het is afgelopen'.
Standaard

De capitulatie in de anti-revolutionaire krant De Standaard. Borgman geeft meer bijzonderheden.

Woensdagmorgen 15 mei ondertekende opperbevelhebber Winkelman de capitulatie in de Christelijke Lagere School te Rijsoord. De capitulatie was geen vredesovereenkomst, zoals Winkelman nadrukkelijk stipuleerde. Buiten Nederland ging de strijd door en toekomstige Nederlandse krijgsgevangenen mochten daarom niet als franc-tireur behandeld worden.

De capitulatievoorwaarden eisten uiteraard wel dat de vijandelijkheden werden gestaakt en dat de burgerbevolking, de gemeentelijke en de provinciale besturen zich moesten onthouden van vijandige daden. Sommige details van de overenkomst leken bizar: alle postduiven moesten worden gedood.

Krijgsgevangen

thuiskomst Duizenden Nederlandse soldaten waren na de capitulatie naar Duitse krijgsgevangenkampen gebracht, maar keerden na een maandje in veewagons weer naar huis terug. Klik op pagina voor vergroting. (Panorama, 13 juni 1940) >

De hele Nederlandse weermacht werd krijgsgevangen gemaakt. De officieren mochten hun wapens behouden, maar de troepen mochten zich niet verplaatsen.

15 mei was een warme dag, zegt Borgman. Gesneuvelden moesten snel worden begraven. Maar naast deze droeve plicht werd 15 mei grotendeels een dag van verveling, wapens inleveren, hier en daar ongeruste familie die poolshoogte kwam nemen en (voorlopig vergeefs) uitzien naar nieuws over de demobilisatie.

Op 23 mei volgde een ‘Dagorder voor het Nederlandsche Veldleger’:

Het besluit van den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, de Wapens te strekken, teneinde vernieling van onze groote steden en verder bloedvergieten van de bevolking te voorkomen, heeft aan de krijgsverrichtingen een einde gemaakt. (…) Nu een groot deel Uwer huiswaarts keert, voel ik mij geroepen allen, die hun plicht hebben gedaan, hiervoor te danken.
Hulde breng ik daarbij in het bijzonder aan die troepen, die in zwaren strijd tegen overmachtigen vijand onwrikbaar hebben stand gehouden, tot zij, dikwijls tot den laatsten man en met het wapen in de hand vielen of hun werd bevolen terug te gaan. De Grebbeberg in het bijzonder, zal tot in lengte van dagen voor verscheidene onderdeelen, die daar streden, een monument vormen van de onversaagdheid en den moed van hen, die plicht en eer stelden boven hun leven.
Soldaten van het Veldleger! Gedurende bijna tien maanden hebt gij gewaakt voor onze hoogste belangen. Uw Koningin is U dankbaar; het Vaderland eert hen, die vielen en is trotsch op hen, die dapper streden.

Groot verlof

De richtlijn voor dienstplichtig personeel bij die demobilisatie was, ‘dat slechts diegenen groot verlof kregen die hetzij bij hun vroegere werkgever weer arbeid konden vinden, of zich als zelfstandige konden vestigen’.

Van de beroepsmilitairen - officieren, onderofficieren en minderen die de vaste kern van marine en leger hadden gevormd - kregen velen functies in de politie, de marechaussee en de luchtbeschermingsdiensten. Dat gebeurde overigens pas nadat zij medio juli schriftelijk verklaard hadden dat zij aan geen enkel front direct of indirect zouden deelnemen aan de strijd tegen de bezetter en dat zij geen enkele handeling zouden begaan of verzuim plegen waardoor de bezetter schade zou kunnen leiden: het ‘Eerewoord’.

Eerewoord

Na de ondertekening van de capitulatievoorwaarden op 15 mei 1940 door generaal Winkelman gold de gehele Nederlandse krijgsmacht als krijgsgevangen. Slechts zeer weinigen hadden naar Engeland weten uit te wijken. In hoog tempo werden op last van de bezetter de Nederlandse legeronderdelen opgeheven en het dienstplichtige en reservepersoneel gedemobiliseerd. Deze algehele demobilisatie moest voor 15 juli 1940 voltooid zijn. Werd het dienstplichtige en reservepersoneel zonder meer naar huis gestuurd; aan het beroepspersoneel werd een ’Verklaring op Eerewoord’ voorgelegd, die onderofficieren. korporaals en soldaten zonder meer hadden te tekenen.

Eerewoord Document ontleend aan de website Stanislau; één van de meest uitvoerige bronnen over de krijgsgevangenkampen Stanislau en Neubrandenburg. Klik op document voor meer informatie.

Slechts 69 militairen weigerden de verklaring te ondertekenen. Ze werden onmiddellijk krijgsgevangen genomen en afgevoerd naar krijgsgevangenkampen in Duitsland. Wegens diverse ontsnappingspogingen kwam die groep Nederlandse officieren uiteindelijk in het beruchte kamp Colditz (Oflag IV C – Offiziers Lager) terecht. Uit Colditz zijn talrijke moedige ontsnappingspogingen gedaan. Een aantal liep goed af, sommige helaas niet.

Op 4 november 1941, toen duidelijk was dat

'beroepsofficieren op nonactiviteit of op wachtgeld, hebben gepoogd zich naar ENGELAND te begeven al dan niet met de bedoeling zich bij de daar aanwezige Nederlandsche strijdkrachten te voegen'
kregen de officieren in Nederland een brief van de Chef van het Hoofdregelbureau, de Generaal-Majoor N.T. Carstens en het Hoofd van het Afwikkelingsbureau, met een duidelijke waarschuwing niet naar 'het verzet' over te lopen:

'Wij achten het daarom noodig te herinneren aan de tekst der, destijds geheel uit vrije wil en - naar wij moeten aannemen - na rijp beraad afgelegde verklaring, waarbij de onderteekenaar op eerewoord verzekert, dat hj gedurende dezen oorlog althans zoolang NEDERLAND zich met het Duitsche Rijk in oorlogstoestand bevindt, aan geen enkel front noch direct, noch indirect zal deelnemen aan den strijd tegen DUITSCHLAND en geen handeling zal begaan of verzuim zal plegen, waardoor het Duitsche Rijk schade van welken aard ook, zou kunnen leiden.
Niet alleen 'leiden' was fout. Carstens zou overigens vlak voor de bevrijding in kamp Neubrandenburg overlijden.

Na de Tweede Wereldoorlog ontstond er de nodige discussie over de status van de erewoordverklaring. Een zuiveringscommissie oordeelde zelfs dat degenen die de verklaring wel hadden ondertekend maar later toch aan het verzet deelnamen, uit de Krijgsmacht zouden moeten worden ontslagen omdat zij de officierseer ernstig beschadigd hadden. Zo ver is het echter niet gekomen. Ook de parlementaire enquêtecommissie naar het regeringsbeleid in de Tweede Wereldoorlog hield zich met de erewoordkwestie bezig: zij sprak haar waardering uit voor de officieren die weigerden de "niet toelaatbare" verklaring te ondertekenen. Over de vraag of officieren die hun erewoord wel hadden gegeven mochten deelnemen aan het verzet was de commissie verdeeld.

Misleiding

Melding Klik op advertentie voor vergroting >

De officieren die de erewoordverklaring wel hadden ondertekend mochten naar huis, maar moesten zich wel regelmatig melden. Zoals op op 15 mei 1942. De officieren op ‘groot verlof’ werden door de bezetter ‘ter controle’ bijeengeroepen in de legerplaatsen Assen, Ede, Bussum, Breda en Roermond. In totaal meldden zich ca. 2.700 militairen.

Zoals in Ede:

Op 15 mei 1942 moesten alle officieren zich melden in uniform. Voor deze omgeving geschiedde dat in een van de kazernes in Ede aan de Stationsweg. Sommigen namen hun vrouw mee die buiten de kazerne op straat wachtten. Haast argeloos meldden ze zich, niet vermoedend wat hen boven het hoofd hing. Op het station van Ede stond een lange trein klaar om alle officieren in krijgsgevangenschap naar Duitsland te brengen.
Ze werden er onverhoeds weer in krijgsgevangenschap genomen. Als reactie op verzetswerk van Nederlandse militairen had Adolf Hitler opdracht gegeven tot hun deportatie naar krijgsgevangenkampen in Duitsland. Ze werden vervoerd naar het barakkenkamp Langwasser bij Neurenberg. Een uitzondering werd gemaakt voor officieren die lid waren van de NSB, WA of de Nederlandse Arbeidsdienst; zij kwamen omstreeks juli weer vrij. Op 1 en 2 augustus 1942 werden de krijgsgevangenen in volgepropte personenwagons en gesloten goederenwagens met prikkeldraad voor de ramen met onbekende bestemming weggevoerd.

De reis duurde bijna een week, meldt dr. L de Jong in Het Koninkrlijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (deel 8, eerste helft, pag. 133). Een deelnemer verhaalde:

'En als je één week moet zitten en hangen met je magere botten, op houten planken, houd je tenslotte geen enkele niet-doorgezeten plek meer over, terwijl enkels en benen onrustbarend beginnen te zwellen. Waar verder alle dagelijkse behoeften 'binnenskamers' in een conservenblikje gemikt moesten worden, dat vervolgens van hand tot hand werd doorgegeven om tenslotte door het ventilatieluik geleegd te worden, en de zon overdag ombarmhartig op de wagons stond te branden, zodat we tenslotte alleen gekleed in een onderbroekje of iets dergelijks zaten te zweten, kan men begrijpen wat voor atmosfeer in deze wagons hing.'
De bestemming bleek Stanislau in Polen te zijn.

Inhoud | Verder met: Kriegsgefangene


Make a Free Website with Yola.