Kriegsgefangenenpost


Vier dagen getrouwd en dan weg

Zeshonderd Nederlandse militairen in de rang van officier worden op 1 maart 1943 als krijgsgevangenen afgevoerd. Een eerste oproep om zich te melden hebben ze genegeerd. Maar als de bezetter dreigt met represaillemaatregelen melden ze zich alsnog.

In vier goederenwagons, voorzien van geïmproviseerde houten banken en vier tonnen per wagon om er hun behoefte in te doen, gaan ze onderweg naar Stanislau in Polen. Acht dagen duurt de reis. Nauwelijks zonder eten en drinken. Net als ze Nederland uit rijden, ter hoogte van Almelo, zingen ze nog uit volle borst het Wilhelmus. Als afscheid van hun vaderland, met achterlating van hun familieleden en gekweld door de vraag of ze elkaar ooit nog terug zullen zien.

In één van die goederenwagons bevindt zich ook de 26-jarige Hen(dri)k de Pater uit Amsterdam, tweede luitenant der infanterie. Vier dagen is hij getrouwd als hij afscheid neemt van zijn jonge bruid en van zijn ouders.

In Enschede ziet hij kans een één-regelig briefje uit de trein te smokkelen:

‘Hou jullie taai. Ik denk veel aan jullie.’

Een in de haast geschreven kladje, ‘ergens in Polen’ uit de wagon gegooid, volgt. Ze vormen het begin van een uitgebreide briefwisseling tussen hem en zijn geliefde en ook met zijn ouders.

‘Dit is een clandestien briefje, dus voorzichtig. Als U het heeft ontvangen, schrijft U maar dat Tante Grietje het goed maakt’

.... krabbelt hij op een stukje papier.

treinbrief

Begin van een brief die door Henk de Pater op 8 maart 'in de buurt van lemberg (Lvov) uit de trein werd gegooid. Dankzij een onnavolgbare medewerking van onbekenden onderweg bereikte de boodschap feilloos het adres in Amsterdam.

En:
‘Alles gaat goed met mij. Alleen erg veel dorst gehad. Drie dagen geen drinken. In Enschedé heb ik nog een kladje uit de trein gegooid. Hebben jullie dat nog ontvangen? Schrijf dan maar dat mijn aquarium stuk is’.
In een speciaal voor zijn vrouw bedoeld regeltje, de 22-jarige Coby de Pater-Oostenrijk, schrijft hij nog:
‘Ik maak nu wel erg veel mee en zie veel, maar ik ben toch liever gezellig in Amsterdam met een paar kindertjes (niet blozen hoor Puck)’.
Drie weken na zijn vertrek ontvangt Puck, zoals Henk zijn Coby liefdevol noemt, het kladje uit Polen. In haar dagboek, dat ze de eerste maanden van haar huwelijk bijhoudt, schrijft ze:
‘Zondag 21 maart. De eerste lentedag! Toen ik bij mijn schoonouders kwam, lag daar een briefje van mijn man. Dat had hij clandestien geschreven, zei hij daarin. Toen ik het las, barstte ik in tranen uit, zo vreeselijk zielig. Hij heeft erge dorst geleden en hij was altijd al zo dorstig. Als de tijd ten goede keert, zal ik mijn best doen om dat Moffentuig en die vuile NSB’ers te krijgen. Vermoorden kan ik ze wel en dat zal ik wel proberen ook. Wacht maar. Alles maken ze kapot, hele huisgezinnen rukken ze uit een!’
trouwfoto Trouwfoto van Henk en Coby de Pater-Oostenrijk >

Op donderdag 25 februari 1943 trouwen Henk de Pater en Coby Oostenrijk in alle haast nadat Henk twee dagen daarvoor een schrijven uit naam van de ‘Wehrmachtsbefehlshaber in den Niederlanden’ heeft ontvangen. Daarin wordt hem voorgehouden dat hij aan de vorige oproep geen gehoor heeft gegeven en dat hem nu wordt bevolen zich maandag 1 maart om elf uur in uniform te melden bij de Van Sypesteyn-kazerne aan de Kanaalstraat in Utrecht….

‘…. um in ein deutsches Kriegsgefangenenlager überführt zu werden. Sie werden dort wie Ihre bereits frúher abgeführten Kameraden als Kriegsgefangene behandelt’. Onderstreept: ‘Die Begleitung durch Angehörige, Freunde oder Bekannte auf dem Wege zum obererwähnten Sammelplatz und zum Bahnhof ist verboten’.
Voor alle duidelijkheid wordt er nog aan toegevoegd dat ‘nichterscheinen Inhaftnahme zur Folge hat’.
In haar dagboek schrijft Coby:
‘Op 1 maart 1943 heb ik mijn man met wie ik 4 dagen zeer gelukkig ben geweest naar het station gebracht, niet wetende wanneer we elkaar weer terug zullen zien’.
En ook:
‘Ik klamp me maar vast aan wat de Engelse radio altijd zo mooi zegt. Hoe moeilijk en lang ook de scheiding, we zijn weer een dag dichter bij de bevrijding’!
Ze hoopt in haar verdriet steun te vinden bij de dominee, maar krijgt van hem de kous op de kop.
‘Hij keek er erg van op dat ik al getrouwd was. En niet eens in de kerk, zei hij. Ja, dat wil ik ook wel als mijn man terug is, vertelde ik hem. Nu, zei hij, dat is een raar geval. Je hebt toch al bij je man geslapen en als je nu eens in positie verkeert. Ik schrok me dood, maar zei natuurlijk dat het helemaal niet het geval was. Thuis gekomen ging ik meteen in de spiegel kijken of er soms iets aan me was te zien. Maar nee hoor. Ik vond het maar raar van die dominee om dat zo te zeggen’.
Coby rept de eerste dagen in haar dagboek over de dingen van de dag:
‘vanavond weer de hele avond Engelse vliegers over gekomen. Wel honderden. Erg hard geschoten’,
maar vooral over het gemis van haar Henk:
‘…Henk kom toch gauw terug…’! ‘…Henk hoe lang nog…’? ‘…Mijn man is vandaag 1 week weg. Hoe vele zullen er nog volgen…’? ‘…Waar zit mijn man nu? Iedereen zegt kop op tegen me, anders komt je man terug en vindt hij een oud verwelkt vrouwtje dat op hem wacht…’. ‘…Coby, het is maar voor drie maanden, zei Henk bij het afscheid. Henk, ik hoop dat je de waarheid hebt gesproken…’.
Ondertussen hoort ze van andere vrouwen van gelijktijdig afgevoerde krijgsgevangenen, dat zij al brieven hebben ontvangen, die zijn geschreven bij het vertrek in Utrecht en onderweg in Almelo. Boos en verdrietig vertrouwt ze haar dagboek toe:
‘Ik werd toch zo vreselijk jaloers. Waarom schrijft de een zulke lieve brieven en Henk zo’n kort ding met een paar woordjes en nog wel aan zijn huis gericht. Ik kan wel huilen en dat heb ik gedaan ook. Want dat is toch niet aardig als de een twee lange brieven kan schrijven, kan Henk dat ook. Want ze waren allemaal bij elkaar. Als hij uit Stanislau ook zo kort schrijft, is hij nog niet gelukkig. Dan schrijf ik drie woorden terug. Dan zal hij raar op zijn neus kijken en meteen eens voelen wat dat is’.
Op donderdag 11 maart ontvangt Coby een brief van het Roode Kruis met de mededeling dat Henk veilig en wel is aangekomen in Stanislau, maar van hemzelf heeft ze nog steeds niets gehoord. Ze schrijft op maandag 15 maart:
‘Henk is vandaag al weer 14 dagen weg. Ik denk dat er nu gauw wel een brief komt’.
En verderop verbitterd:
’De Engelsen hebben Berlijn zwaar gebombardeerd. Nu, het kan mij niet zwaar genoeg zijn. Alles plat, vrouwen en kinderen ook. Het is allemaal tuig. Vechtersbazen zijn het en dat zullen ze altijd wel blijven ook’.
Coby noteert op zaterdag 20 maart in haar dagboek:
‘Ik vind het wel een beetje gek idee dat ik nu getrouwd ben en toch nog in zo’n hokje zit. De mensen kijken raar op als ik vertel dat ik getrouwd ben. Ze geloven het soms niet en zeggen ‘U ziet er nog zo vreselijk jong uit’. Nu, beter jong dan oud, vind ik. Ik ga maar weer eens slapen en afwachten op een brief van Henk. Welterusten’!
Donderdag 25 maart:
‘Vandaag ben ik precies 1 maand getrouwd. Zou Henk daar ook aan gedacht hebben? Nog altijd zit ik maar op post te wachten. Iedere dag opnieuw een illusie. Ik bid iedere dag, iedere avond, iedere nacht of God toch alles weer goed wil maken en dat mijn man toch spoedig weer bij me mag zijn’.
Dan eindelijk op vrijdag 26 maart:
‘Een briefkaart van Henk ontvangen. Dolgelukkig was ik. Ik huilde van blijdschap. Het was een speciale ‘kriegsgefangenenkarte’ met daar aanvast een blanco kaart welke ik mag terug sturen. O, ik had zoveel willen schrijven, maar er ging zo weinig op want je moest op de regels blijven schrijven zoals er boven stond in het Mofs’.
Op woensdag 31 maart ontvangt Coby in plaats van een kaart dit keer een heuse brief van haar Henk uit Stanislau.
‘Vanmiddag een hele lange brief van mijn lieve man gekregen, erg leuk geschreven. Maar zo gek, die brief was op 11 Maart geschreven en die briefkaart die ik verleden week ontving was op 18 Maart geschreven en die kreeg ik al op 26 Maart. De post is helemaal in de war, maar dat kan wel door de bombardementen komen, want het is de laatste tijd weer erg. Ik ga van nu af aan Henk veel schrijven, want ik voel dat ik een echte schrijfmanie heb’.

Inhoud | Verder met: In Grebbelinie nauwelijks contact met Duitsers


Make a Free Website with Yola.